23 februari was het dan zover; de start van mijn verbindingstocht! De weersvoorspellingen liegen er niet om; veel regen en windstoten tussen de 80-110 km per uur. Maar ik zit teveel in de flow om me daardoor tegen te laten houden. Goed moment om te testen hoe waterdicht alles is.
De berg
Ik rijd nog geen 500 m of ik ben al bij mijn eerste plekje. Ik loop er regelmatig langs met hardlopen en altijd al afgevraagd wat het was. Er staat een oud zandstenen kruis uit 1493. Niet langs de kant van de weg, maar midden in het weiland. Het is een zogenaamd boetekruis. Volgens de overlevering mag niemand het kruis weghalen. Er zou op het kruis een vloek te rusten; iedereen die het probeert te verplaatsen zal daar onherroepelijk vreselijke gevolgen van ondervinden.
De volgende plek is de Bergkerk in Deventer. Een prachtige statige kerk gebouwd op een oude rivierduin. De wegen ernaartoe lopen hoog op en er hangt een heerlijke energie. Volgens de legende waren er twee Deventer zussen, Martha en Beatrix, onder de indruk van een ridder die in Deventer was gekomen. Zij streden beide om de gunst van deze man. Beatrix trouwde uiteindelijk met de ridder, terwijl ze Martha alleen achterliet. Martha liet daarop de kerk met de twee torens bouwen, de een iets hoger dan de ander, aangezien beide zusters ook in lengte verschilden. Niet uit jaloezie, maar als nagedachtenis aan de band tussen twee zusters.
De tocht gaat verder richting Lochemse berg. Ook al regent het, ik geniet van de vrijheid. Ik heb 4 dagen en of ik nu links of rechts ga of ergens een kop koffie drink, het maakt niet uit. De echte winterkou is uit de lucht en de eerste sneeuwklokjes bloeien her en der. Maar hoe meer ik richting Lochem kom, hoe harder het gaat regenen. Er is geen mens in het bos; alleen ik en mijn fiets. Zelfs een hert springt voor mijn fiets weg. Bij de Lochemse berg mag je niet fietsen. Ik ben er niet rouwig om. Met de fiets aan de hand loop ik het laatste stuk en net als ik bij de top ben, breekt heel even de zon door. De Belvedère-toren schittert in de zon. Gek genoeg doet de plek me minder dan verwacht. Het begint weer te regenen, echt hard nu. De imposante beuken buigen en kraken en beginnen iets dreigends te krijgen. Was dit nu wel zo’n goed idee om met deze wind in het bos te zijn?
Ik besluit verder te gaan. Begin de regen nu wel zat te worden en wil graag een warm plekje binnen. Mijn tocht gaat verder naar het zuiden; op naar de Kale Berg. Maar net als ik uit de beschutting van het bos kom, barst het los. Het eerste wat de wind tegenkomt, ben ik en mijn fiets. Enorme windstoten, regen en hagel teistert om me heen. Het lukt me niet meer om op mijn fiets te blijven zitten. Een paar honderd meter verderop is weer een stukje bos; daar moet ik heen. Ik voel boosheid opkomen. Ik heb net zoveel recht om hier present te zijn als elk ander levend wezen! Koppig loop ik met de fiets aan de hand naar het volgende stuk; tegenwind of niet. Ik ben nog niet in het bos van de Kale Berg of de energie slaat om. Het bos hier voelt beschut en veilig en rustig fiets ik verder naar Ruurlo.
In Ruurlo kom ik aan bij mijn eerste gastadres. Wat een warm welkom! Kinderen staan op hun sokken buiten opgewonden te springen. En binnen is een oase. Overal lampen, drums, edelstenen, planten. De Marokkaanse roots zijn duidelijk voelbaar in het huis en in de gastvrijheid. Het voelt echt als thuiskomen bij een sister. Al gauw help ik met tafel dekken en de afwas. Alsof we elkaar al jaren kennen. Na een heerlijk gesprek duik ik het bed in. Moe en voldaan. Dit is waar ik voor kwam; delen en verbinden.
Rond
De volgende dag neem ik afscheid en ga verder. Eerst richting Haaksbergen. Het zonnetje schijnt en alles oogt fris en schoongespoeld. In een stuk bos loopt een verdwaald schaap. De rest van de kudde is nergens te bekennen. Erg snugger is ie niet. Als ik stilsta, stopt ie. Maar als ik verder fiets, rent ie alleen maar voor me uit. Na een paar kilometer staat een huis, maar er is niemand thuis. Uiteindelijk komt de eigenaar op een quad aanzetten en wordt ze teruggeleid naar de kudde. Zou het symbool staan? Ik herken iets van de voortdrijvende kracht en het eigen pad. Maar ook in weerzien van de kudde. Het landschap bij Delden en Borne is prachtig. Alles oogt rond en vol en kronkelend. Niets is er recht; zelfs de bomen niet. Ik kom prachtige kronkelende exemplaren tegen. Het voelt als één en al vrouwelijke energie.
Ik ben gefascineerd over de rol van vrouwen in de maatschappij. Zeker als het een afwijkende rol betreft. In Borne zijn er klopjeshuizen die ik graag wil zien. Klopjes waren ongehuwde vrouwen die voor een zelfstandig en dus onafhankelijk leven kozen, niet gebonden aan een klooster of aan een man. Zij traden niet in een orde, maar leefden volgens een eigen religieuze vorm. Van de klopjes werd verwacht dat ze in hun eigen onderhoud konden voorzien. Dit kon godsdienstonderricht zijn, pastoraal werk bij gebrek aan priesters, spinnen en weven of zorg voor zieken en stervenden. In de tijd van de schuilkerken klopten ze in het geheim bij katholieken aan om te vertellen waar en wanneer er een mis zou worden opgedragen. Klopjes heetten elders ook wel begijntjes, kwezels of op z’n Twents ‘bidjannöakes’.
Na Borne zak ik weer naar het zuiden naar Hengelo, mijn 2e gastadres. Ik overnacht bij een oude bekende. Dennis heeft 2 kinderen in dezelfde leeftijd als ik. En al gauw praten we over opvoeding, keuzes maken, elkaar spiegelen. De klopjes hadden een duidelijke roeping. Ik herken het gevoel dat je overduidelijk weet wat je te doen staat, wat goed voor je is of juist niet. Maar ook dat het niet duidelijk is en de uitdaging die daarbij hoort: afwachten en in stilte zakken en vertrouwen hebben in het ‘niet-weten’.
Maria
En dan weer op pad; nog verder richting oosten. Eerst naar Fleringen langs een kroezeboom. Een kroezeboom betekent kruisboom of markeboom: een boom die een grens of kruispunt aangeeft. Ze stonden vaak op plekken met verschillende functies. Als rechtsplaats, heilige plaats of grensmarkering. Er zijn er nog maar een paar in Nederland helaas. Deze prachtige zomereik van meer dan 500 jaar oud staat op de Fleringer Es. De omvang is imposant, maar ik heb geen goede dag uitgekozen. Het is winderig en grijs. Ik schuil even in het naastliggende kapelletje en twijfel wat te doen. Het is een vreemde dag; het is carnaval deze zaterdag. Maar het is net of ik er achteraan bungel. Overal waar ik fiets, hoor ik in de verte carnavalsmuziek. Maar als ik door een dorpje fiets, is het café nog gesloten en is wat confetti en een verdwaald verkleed figuur alles wat er overblijft. Ik wil graag opwarmen met een kop koffie; dan maar doorfietsen naar Ootmarsum.
Opgeknapt van een heerlijke lunch, op weg naar Oldenzaal. Zowel de Paasberg als de Tankenberg staan op mijn lijstje. Het is een pittig stuk tegen de wind in, maar ik ben onder de indruk. Ik kom Maria overal tegen. In diverse kapelletjes en zelfs hoog bovenin een holte van een dode boom. De uitzichten zijn prachtig; juist door dit vroege voorjaar en de nog kale bomen kan ik ver kijken en is het reliëf van het landschap goed te zien. Ook de raaf laat zo af en toe van zich horen.
Op de Tankenberg staat een koepeltje die ook wel Tempel van Tanfana wordt genoemd. Volgens een legende werd een grote zwerfsteen op de Tankenberg als offersteen gebruikt; gewijd aan de vruchtbaarheidsgodin Tanfana. En ‘Tanken’ is een verbastering van het oorspronkelijke ‘Tan(ne)’ die verwijst naar de Moedergodin. Tan is de heerseres van het dodenrijk Helheim, een ondergronds rijk dat via water in verbinding staat met de mensenwereld. Het zou me niet verbazen; vlakbij het koepeltje ligt een kleine bron, ’t kraenke.
Eén van de vele pogingen van de christelijke kerk om in de Middeleeuwen alle heidense sporen radicaal uit te wissen was de verplaatsing van deze offersteen naar de binnenstad van Oldenzaal. En daar ligt hij nog, in de buurt van de 10e-eeuwse St. Plechelmus-basiliek. Maar niet alles is uit te wissen.
Vroeger was het gebruikelijk om een dode in een rechte lijn naar zijn laatste rustplaats te dragen. Deze wegen (helleweg of holleweg) werden dan ook kaarsrecht aangelegd op zogenaamde leylijnen. De lengterichting van een kerk lag doorgaans in het verlengde van een leylijn en gaf daarmee de richting aan. Vanuit een kerk gingen vaak meerdere dodenwegen verschillende kanten op. Rond 1350 besloot de kerk dat het klaar moest zijn met dit gebruik. Daarom staan alleen kerken ouder dan de 12e eeuw op mijn lijstje. De St. Plechelmus-basiliek is er een van. Het is een imposante kerk.
Maar na 68 km, tegenwind en twee ‘bergen’ heb ik geen energie meer om binnen te kijken. Annet, mijn gastvrouw die dag pikt me op. Ik ben aan rust toe. Annet heeft de kinderen het huis al uit en ik geniet van haar verhalen over loslaten en hoe ze haar plek inneemt en haar tijd verdeeld over wat ze belangrijk vindt. Het is een rijke ervaring om zo, over drie dagen, de verschillende levensfasen voorbij te zien komen.
Pieken en dalen
De laatste dag is aangebroken. In een strakke lijn terug naar het westen. Ik heb alleen het Stift op mijn lijstje. De rest is dwars over de Sallandse heuvelrug, terug naar huis. Het Stift ligt er lieflijk bij. Ooit een benedictijnenklooster dat later werd omgezet in een Stift; een gebouw voor personen die in kloosterlijk verband samenwoonden en werkten. Er werden alleen ongehuwde dames uit de adel toegelaten om een goede opvoeding te krijgen. Maar het is zondag en ondanks de kleinschaligheid van de omgeving is er wel een kerkdienst aan de gang en het begint te regenen. Maar weer in beweging dan. Het eerste stuk valt tegen; ik voel de spierpijn nog van gisteren en tegenwind en een langgerekt kaal stuk langs het kanaal maken het er niet beter op.
Ik gun mezelf wat rust en een lunch. Het laatste stuk is onverwacht mooi. Een slingerende Regge, mooie uitzichten en de Koningsbelt op de Sallandse Heuvelrug is echt prachtig. Overal waar ik kijk, zie ik licht en ruimte. Ik voel me ontroerd. Zowel door de schoonheid om me heen als door mijn lief. Hij heeft besloten om de laatste 20 km met me op te fietsen.
Zoveel verhalen en ervaringen rijker. En dit was nog maar het begin!