Ik vind het pittig die winter; elk jaar weer. Vooral de periode februari. Ooit schreef ik iets over warmtekiemers en lichtkiemers. Ik voel me overduidelijk een lichtkiemer. De winter mag dan wel een periode van fysieke rust zijn, gevoelsmatig juist niet. Het heeft veel met zintuigen te maken. Eerst valt de kleur weg en dan de geuren en dan het geluid. En mijn energieveld rekt zich uit als compensatie voor het gemis aan prikkels. De consequentie: een supersensitief lichaam die in het donker reageert op alles wat niet gezegd wordt, maar wel gevoeld. Die alle ondergrondse onderhuidse zaken verteerd als de onzichtbare schimmeldraden van paddestoelen. Niet alleen van mij, maar ook van de mensen om me heen. Soms voelt het alsof ik de halve wereld draag. Geen wonder dat ik eind van de winter zo moe ben.
Ik ben zo blij met de terugkeer van de lente! Was het deze winter niet veel meer dan het geluid van de buizerd en de Vlaamse gaai; nu wordt het arsenaal aan vogelgeluiden steeds groter. Merels, kramsvogels en kwikstaarten beginnen zich al te roeren. Met het licht ontwaken de kleuren. En na het licht de warmte. En met de warmte ontwaken de geuren.
Dan kan ik mijn energieveld weer terugtrekken. In de ontspanning; stap voor stap van voelen naar vieren. De zanglijster laat duidelijk van zich horen vandaag. Hij zingt zijn riedeltjes van drie. Zo luid dat ik er wel naar moet luisteren. Wat komt er in drie? Horen, zien, ruiken. Luisteren, kijken, proeven. Maagd, Moeder, Crone. Schaduw, schuld, schaamte. Voelen, verdriet, verteren. Verliezen, vertrouwen, vernieuwen. Lief, lef, leven.
Zondag, de lente-enquinox. Dat wordt een altaar met 3 kaarsjes. Dank je wel Zanglijster!